Vier films
De hedendaagse tegenhanger van de oude meester
Inleiding
Een architect, letterlijk oppertimmerman of oppertekenaar, is een ontwerper van gebouwen die de verwezenlijking van dat ontwerp technisch en administratief begeleidt. Het tekenen (maar ook het timmeren, waarover later meer) is dus een wezenlijk kenmerk van het architectenberoep, en veel architecten zijn, zeker vroeger, als tekenaar (of als timmerman) begonnen. Tegelijk zijn veel architecten ook tekenaar (maar meestal niet timmerman) gebleven, zo zijn in Groningen opvallend veel (oude) architecten lid geweest van kunstenaarsvereniging De Ploeg.
Een timmerman die ook kon tekenen nam of kreeg vaak de leiding op een bouwplaats en ontwikkelde zich in een aantal gevallen zo tot architect-bouwkundige. In het geval van Gerrit Nijhuis was hij daarnaast ook nog zelf projectontwikkelaar en aannemer. Tot op zekere hoogte geldt dat ook voor Jurjen van der Meer, die zijn architectenbureau zo heeft uitgebreid dat het inmiddels alle disciplines die betrokken zijn bij het ontwerpen en bouwtechnisch voorbereiden van de bouw, herbergt.
Een architect is verantwoordelijk voor zowel de stabiliteit als de vormgeving van bouwwerken. De dualiteit zit er dus in besloten: een vak met zowel praktisch-technische als esthetische kanten. Een architect is zeker geen vrije kunstenaar, maar eentje die in opdracht werkt én die bovendien moet zorgen dat een bouwwerk van zijn hand ook bruikbaar en veilig is. Is het werk van een architect dan toegepaste kunst? Of is hij (slechts) een opdrachtuitvoerder-met-smaak?
Dit dilemma, voor zover het een dilemma is, is het uitgangspunt van tenminste het eerste van deze serie van vier portretten van Noordelijke architecten die dit plan behelst.
Waarom Nóórd-Nederlandse architecten?
Het lijkt wel of de kennis over en de belangstelling voor Nederlandse architectuur zich beperkt tot de Randstad, alsof er alleen in de Randstad maar interessante architectuur ís. En alsof de rest van Nederland een soort architecturaal niemandsland is.
Of toch niet? Harm Tilman: “Echter bij nadere beschouwing is Groningen, ofschoon ver verwijderd van de Randstad, ook het middelpunt geweest van forse politieke en sociale veranderingen. Door het beleid dat de Groningse PvdA-wethouder Ypke Gietema in de jaren tachtig en negentig voerde voor de versterking van de binnenstad, figureerde Groningen in het internationale debat over de toekomst van de Europese stad.”
Daarin heeft de destijds nog jonge architect Jurjen van de Meer een belangrijke rol gespeeld, mede doordat hij in Berlijn (bij Axel Schultes) had gewerkt, waar hij “het nieuwe paradigma van de architectuur van de stad had opgedaan”, wel ‘kritische reconstructie van de stad’, de ‘Berlijnse variant van het postmodernisme’ genoemd.
De context
Zoals gezegd zijn deze films de portretten van architecten die vooral in het noorden van Nederland hebben gebouwd. Geen internationale bekendheden, soms wel nationale. Die gezamenlijke factor is een toevallige, maar wel eentje die iets betekent omdat gebouwen alleen kunnen bestaan bij de gratie van hun omgeving, en die omgeving is het Noord-Nederlandse platteland, de Noord-Nederlandse dorpen en steden, geen grootstedelijke context dus.
Hoewel contextvrije architectuur natuurlijk niet bestaat, houdt niet iedere architect evenveel rekening met de omgeving van een te ontwerpen gebouw. Omgeving moet hierbij breed worden opgevat: niet alleen de fysieke, geografische plek met alles wat zich daar in de directe nabijheid bevindt, maar ook de cultuur-historische en de sociaaleconomische context.
Architecten, en dus architectuur, is in het Noorden van Nederland niet per definitie anders dan in de rest van Nederland. Maar het Noorden zelf is wél anders, en dat vertaalt zich wellicht ook in afwijkende architectuur.
Het verschil zit ‘m vooral in het feit dat Noord-Nederland nog steeds grotendeels uit platteland-met-dorpen bestaat, er zijn weinig steden en al helemaal geen gróte steden. De verstedelijking zoals in de Randstad maar ook in Noord-Brabant, heeft het Noorden nooit bereikt en lijkt dat ook niet te gaan doen.
Stedelijk bouwen en bouwen in dorpen of direct op het platteland stelt heel andere eisen en moet voldoen aan heel andere randvoorwaarden.
De stad Groningen
Groningen-stad is, volgens veel architecten, een echte architectuur-stad. Het stadsbestuur heeft er (tot aan de crisis van 2008) altijd een eer in gesteld om voorop te lopen op architectuurgebied en heeft daar ook concreet vorm aan gegeven door veel ontwerp- en bouwopdrachten te verstrekken. In dit klimaat zijn ook een aantal lokale woningcorporaties de uitdaging aangegaan en ook zij hebben veel projecten van de grond gekregen waar architecten bij betrokken zijn geweest.
De crisis
Sinds 2008 is echter alles anders. Waren er tot die tijd ongeveer 16.000 architecten werkzaam in Nederland, nu zijn het er nog ruim 6000. Ook de opstelling van de individuele architect is hierdoor sterk veranderd. De architect is inmiddels mens geworden, afgedaald uit zijn ivoren toren van autonoom scheppend kunstenaar en veranderd in een ontwerper met een dienstbare instelling, benaderbaar voor opdrachtgevers, uiteraard, maar ook voor ons als filmmakers. Zijn pantser van arrogantie heeft hij laten vallen. De eigendunk is daarmee niet verdwenen, maar gecombineerd met het nodige relativeringsvermogen en zelfs, bij enkelen, zelfspot, levert dit een aangenaam en filmbaar menstype op.
Filmportretten
De vier filmportretten van Noordelijke architecten die wij voor ogen hebben, hebben niet in de eerste plaats een overzicht van het oeuvre van die architect als onderwerp. Omdat we hedendaagse, actieve architecten willen portretteren is zo’n overzicht om te beginnen nog niet te geven en bovendien voor een breed publiek niet zo aantrekkelijk.
We willen elke actuele architect koppelen aan een ‘oude meester’, een architect uit het verleden waarvan nog veel gebouwen staan en die van betekenis is geweest in Noord-Nederland. Voor elk koppel zoeken we een gemeenschappelijke deler, een thema, kenmerk dat hen verbindt of wellicht juist lijnrecht tegenover elkaar zet.
Dat vinden van die gemene deler is essentieel voor het welslagen van de portretten. De oude meesters zelf krijgen gestalte in een aan hen gewijde tentoonstelling, de gekoppelde ‘jonge(re) hond’ in een gefilmd portret; zowel film als tentoonstelling moeten ook op zichzelf kunnen staan maar de koppeling vertegenwoordigt wel een belangrijke meerwaarde.
Wie en wat
Gebouwen spreken – en wel over duidelijk waarneembare thema’s. Ze spreken van democratie of aristocratie, openheid of arrogantie, gastvrijheid of dreiging, een voorkeur voor de toekomst of een hunkering naar het verleden.
Uit: De architectuur van het geluk. Alain de Botton, 2006
Een serie van vier films waarin telkens het proces, van opdracht tot oplevering, van een bepaald gebouw centraal staat. Telkens van een hedendaagse Noord Nederlandse architect, die zich spiegelt aan een oude meester, ook uit Noord Nederland, een vroegere architect die een in functie vergelijkbaar gebouw, of gebouwen, op zijn naam heeft staan.
Hiermee ligt de rode draad voor elk van de vier afleveringen vast.
Als tweede, minder nadrukkelijke, lijn die nauw samenhangt met de functionaliteit van het betreffende gebouw, is de opvatting van het architectenvak als vooral ondernemer-projectontwikkelaar (‘handelsman’), kunstzinnig vormgever (‘tekenaar’), uitvinder-knutselaar (‘timmerman’) en sociaal georiënteerde ontwerper (‘praktisch idealist’).
De architecten en de te volgen projecten:
Winkels met appartementen architect Jurjen van der Meer van architectenbureau De Zwarte Hond, die deze opdracht uitvoert voor Rieks Kroon. Hij spiegelt zich aan oude meester Gerrit Nijhuis, met vele herenhuizen en villa’s in Groningen, zowel in de stad als op het Hogeland.
Wij gebouw (wijkcentrum) Architect Francine Oving van Oving Architecten. Zij bouwt vanuit dezelfde, religieus geïnspireerde, levens- en werkopvatting als oude meester Egbert Reitsma, die veel, gereformeerde, kerken in Groningen heeft gebouwd.
Boerderij (woonhuis plus schuur) voor een gemengd agrarisch bedrijf. Boerderijen worden er nauwelijks meer nieuw gebouwd, tenzij ze kapotgebeefd zijn. Architect Rob Hendriks van DAAD voegt zijn ontwerpen naar het omringende landschap. Oude meester hierbij is Oeds de Leeuw Wieland.
Sociale woningbouw (eventueel renovatie, aanpassing) voor een woningcorporatie, gepersonifieerd door bijvoorbeeld Nijestee’s hoofd vastgoed At Smit Duyzentkunst. Architectenbureau: KAW of AAS. Oude meester op volkshuisvestingsgebied is Jan Sterenberg, m.n. zijn wijk Lewenborg in Groningen.
Elk van de vier films vertrekt vanuit een concreet project. Hoofdpersonen zijn de opdrachtgever en de architect. Problemen en vragen, overwegingen en argumenten, beslissingen en keuzes hopen we via hen duidelijk aan de kijker over te brengen.
...en hoe
Veel architectuurfilms lijden aan het euvel dat wat er te zien is aan architectuur te weinig uitgelegd wordt, of op een te impliciete manier. Aan architectuur is per definitie veel te zien, maar dan moet je wel weten hoe je moet kijken en daarvoor heb je een leidraad of een ‘leider’ nodig. Ervaren architecten onder elkaar hebben maar een half woord nodig en wanneer een gebouw er al lang en breed staat, is het veel moeilijker om aan te geven waarom het geworden is zoáls het geworden is. Een ervaren architect zal uiteraard veel en goed met zijn opdrachtgever communiceren, maar er zijn allerlei beroepsmatige overwegingen waarmee hij die opdrachtgever liever niet lastig valt. Om daar toch zicht op te krijgen, want het is natuurlijk een essentieel onderdeel van het ontwerpproces, zal hij als sparringpartner in gesprek gaan met een junior of stagiair van zijn bureau, die op die manier praktijkervaring opdoet en interne opleiding krijgt.
Het volgen van het proces vertegenwoordigt ook een tijdsverloop, iets wat goed aansluit bij het medium film, dat immers uit sequenties bestaat.
Dat architectuur niet in het luchtledige bestaat, maar een discipline is die aan alle kanten aansluit bij een traditie, een bestaande praktijk, komt naar voren in de verbinding die wordt gelegd met een oude meester-architect, die nog alleen kan spreken uit zijn werk en eventueel de archieven die hij heeft nagelaten.
Bouwkundige
Een architect moet een ontwerp maken dat voldoet aan de concrete vraag en de eisen van zijn opdrachtgever. Die zijn om te beginnen van functionele (efficiency en effectiviteit) en economische (commerciële) aard, maar hij moet ook rekening houden met de geografische, historische en juridische (regelgeving) context van het te ontwerpen gebouw. Het resultaat van deze (deel-) opdracht is de bouwfysische kwaliteit.
Bouwkunstenaar
Tegelijkertijd wordt er van de architect verwacht dat hij ook kunstzinnig vormgever is, dat hij iets toevoegt dat verder gaat dan ‘slechts’ voldoen aan alle eisen, dat zijn gebouw iets uit zal drukken, ‘sprekend’ zal worden, een drager van betekenis zal zijn, kortom esthetische kwaliteit zal hebben. Het resultaat van deze (deel-) opdracht is de architectonische kwaliteit.